vrijdag 11 oktober 2013

Analyse discussie PE-examen


De invoering van het nieuwe vakbekwaamheidbouwwerk in 2014 zorgt voor heftige meningsverschillen. Belangrijk twistpunt is de manier waarop de actuele vakkennis geborgd moet worden. Maar er zijn ook punten waar overeenstemming over is. Verschillende experts hebben terecht gewezen op het feit dat een PE-examen veelal oude kennis toetst, dat dit systeem een erg zwaar middel is terwijl dit in andere branches niet wordt gebruikt, en dat de inhoud van de vakbekwaamheidsmodules niet goed aansluit bij de praktijk. Maar duidelijk is ook dat de politiek en de minister niet voldoende overtuigd zijn van de alternatieven die zijn aangedragen om de vakbekwaamheid op een andere manier dan via een PE-examen te borgen. 

Het is duidelijk dat de branchevertegenwoordigers van het intermediair (Adfiz, CFD, NVGA, OvFD, NVF) tegen een verplicht periodiek PE-examen zijn om de actuele vakkennis aan te tonen. Zij worden daarin gesteund door ruim 10.000 vakgenoten die een petitie hebben ondertekend tegen dit plan van de minister. De vertegenwoordigers van kennisgerelateerde keurmerken (SEH, FFP en NVHP) hebben dit initiatief niet gesteund. Zij zijn dus niet per definitie tegen een PE-examen. De Tweede Kamerleden, als volksvertegenwoordigers, steunen vooralsnog de minster in zijn voornemen om te actuele vakbekwaamheid te borgen via een periodiek PE-examen. Wel hebben zij via een motie gevraagd om versoepeling van de huidige voorstellen. De vertegenwoordigers van banken en verzekeraars, een doelgroep voor wie het PE-examen ook grote gevolgen heeft, zijn opvallend stil in deze discussie. Blijkbaar hebben zij geen principiële bezwaren.

Als je naar de overeenkomsten kijkt in deze discussie, valt op dat iedereen het belangrijk vindt dat een financieel adviseur (onafhankelijk of niet) te allen tijde vakbekwaam is. Er is ook geen verzet tegen het feit dat een actueel diploma een vereiste is om als financieel adviseur een vergunning te kunnen krijgen bij de AFM. Alle partijen snappen dat een financieel adviseur de verantwoordelijkheid heeft om te zorgen dat zijn kennis up to date is en aansluit op het adviesgebied waarin hij actief is.
Vakbekwaamheid is dus niet het issue, wel de manier waarop dat getoetst wordt. De inrichting van het vakbekwaamheidsbouwwerk is onderhevig aan kritiek. Sommige modules lijken buiten proportioneel zwaar te zijn in verhouding tot het belang van het onderwerp. De kennis- en ervaringtoets die een consument bij execution only moet doen staat in geen verhouding tot het diploma dat een adviseur voor hetzelfde product moet halen.

Maar even concentreren op de hoe-vraag. Het is duidelijk dat de branche moet aantonen dat men in staat is om de eigen achterban continue vakbekwaam te houden. In deze snel veranderende samenleving met veel nieuwe regelgeving is dat geen gemakkelijke opgave. Er is twijfel, terecht of niet, over de werking van het huidige PE-systeem. Met name de politiek wil zekerheid dat de vakkennis goed wordt bijgehouden om misselling in de toekomst te voorkomen. Daar tegenover staat dat de markt behoefte heeft aan gemak om tegen zo laag mogelijke kosten die actuele vakbekwaamheid te behouden. Ook de minister en de politiek zullen voorstander zijn van een zo efficiënt mogelijk systeem.  Qua efficiency lijkt een PE-examen elke drie jaar het beste middel. De adviseur kan zelf bepalen hoe hij zijn kennis actueel houdt en hij hoeft maar eens per drie jaar een (digitaal) examen af te leggen. Dat is qua kosten te overzien, en levert ook niet de druk op om jaarlijks PE-punten te behalen. Het behalen van PE-uren of PE-punten is tijdrovend en kostbaar. Door middel van technologische vernieuwing (internet, social media, e-learning etc..) is informatie en ook specifieke vakkennis op elk moment toegankelijk te maken.

Probleem van de PE-examinering is de angst dat een adviseur geen voldoende haalt en dan (tijdelijk) zijn activiteiten moet staken. Maar na een geslaagde herkansing kan hij waarschijnlijk zijn adviesactiviteiten weer oppakken. Het is dus niet zo dat een behaald diploma na het zakken voor een PE-examen definitief zijn waarde verliest. Voor een ondernemer die tevens adviseur is, is het bedrijfseconomisch een groot risico als hij zijn werk niet meer zou mogen doen doordat hij een bepaald examen niet heeft behaald. Waarschijnlijk kunnen banken en verzekeraars dit risico beter opvangen. De kleine zelfstandige intermediair loopt dus een groter bedrijfsrisico. Dat risico is te ondervangen door zelf te zorgen dat er voldoende actuele kennis in huis is, bijvoorbeeld door online cursussen of PE-sessies te volgen. Maar ook door afspraken te maken met collega’s om advieswerk tijdelijk over te nemen als een herexamen nodig mocht zijn. Hierin zouden bijvoorbeeld de serviceproviders uitkomst kunnen bieden met een ‘opvangpool’.

De komende weken mogen brancheverenigingen met de minister in de slag om alternatieven te bedenken die onderdelen van het vakbekwaamheidbouwwerk kunnen versoepelen. De echte uitdaging voor de sector is echter om de komende jaren te bewijzen dat men via zelfregulering in staat is om de actuele vakkennis te borgen. Dat vraagt om een efficiënt onderwijs- en opleidingsprogramma, dat vraagt om heldere sancties vanuit de branche zelf aan onbekwame vakgenoten en dat vraagt misschien om acceptatie van een PE-examen systeem voor de eerstkomende jaren. Pas als de zelfregulering effect sorteert lijkt het mij opportuun om bij de minister voor afschaffing van de PE-examens te pleiten en niet andersom. De sector heeft zich namelijk in een zodanige situatie gemanoeuvreerd dat de politiek eerst wil zien en dan pas wil geloven.

maandag 5 augustus 2013

Calimero en tussenpersonen

Zij zijn groot en ik is klein en dat is niet eerlijk. Hoe treffend is deze legendarische zin uit de jeugdserie Calimero als het gaat om tussenpersonen. De term calimero-effect wordt vaak gebruikt om groepen en personen aan te duiden met een minderwaardigheidscomplex. De traditionele tussenpersoon heeft hier overduidelijk last van.

Ik gebruik hier bewust de term tussenpersoon, zoals ik dat 3 jaar geleden ook heb gedaan bij het kiezen van een titel voor mijn proefschrift (Marktfalen bij tussenpersonen, FdJ). Bij een tussenpersoon heeft iedereen een duidelijk beeld. Kleinschalige dienstverleners, vergelijkbaar met kruideniers, met een sterke lokale band, die verzekeringen en hypotheken afsluiten voor hun klanten. In het verleden was de tussenpersoon een verlengstuk van de verzekeraar en verkocht hij namens die verzekeraar financiële producten. De afgelopen decennia heeft de tussenpersoon een gedaantewisseling doorgemaakt naar meer allround financieel adviseur die naast verzekeringen ook beleggingsproducten en andere ingewikkelde producten ging verkopen. Het opleidingsniveau en de deskundigheid zijn in die periode niet altijd meegegroeid. Terecht dus dat de wetgever meer eisen is gaan stellen aan het vak van financieel adviseur.

Nu lijkt diezelfde wetgever door te slaan door steeds hogere eisen te stellen, bijvoorbeeld met een diplomaplicht en een periodiek examen om aan te tonen dat de adviseur nog steeds deskundig is. Daarnaast hebben banken en verzekeraars ontdekt dat een tussenpersoon niet altijd meer noodzakelijk is om een product aan de man/vrouw te brengen. Consumenten doen steeds meer zelf en slaan de tussenpersoon steeds vaker over bij het nemen van financiële beslissingen. Dat dit niet altijd verstandig is, is evident. Dat sommige verzekeraars de tussenpersoon uit de markt proberen te drukken is ook helder. Toch heeft het geen zin om zielig te doen en de schuld te geven aan de boze buitenwereld. Misschien is er wel een complot gaande van de grote verzekeraars om de tussenpersoon de nek om te draaien. Klagen gaat dan niet helpen, de bakens moeten worden verzet.

Wie niet groot of sterk is moet slim zijn. De traditionele tussenpersoon (minder dan 5 fte, meer dan de helft van de inkomsten is particuliere schadeverzekeringen, kleine leven en hypotheekportefeuille) moet zich niet op de teentjes getrapt voelen als men wordt aangesproken als tussenpersoon. Daar is namelijk helemaal niets mis mee. Kleinschaligheid is juist een onderscheidend kenmerk ten opzichte van de grote banken en verzekeraars die het fysieke contact steeds meer lijken te willen uitsluiten. Schadeverzekeringen zijn voor alle Nederlanders een noodzakelijk kwaad, dus die markt is nog lang niet verzadigd. Door samenwerking, bijvoorbeeld via serviceproviders, hebben tussenpersonen in de particuliere schademarkt nog best perspectief. Het kleinere MKB is al een natuurlijke partner voor de meeste tussenpersonen, daar is nog veel markt te winnen. En met een goede, persoonlijke klantrelatie komen die losse hypotheken en andere complexere producten ook wel weer in beeld.

Als laatste een vakantie-overdenking voor alle tussenpersonen (en onafhankelijke financieel adviseurs) in Nederland. Juist bij de positie van tussenpersoon past provisie als beloningssysteem misschien nog wel beter dan een direct beloningsmodel. Zij die te hard roepen dat zij kiezen voor een echt onafhankelijke positie, hebben wat mij betreft minder recht van spreken als het gaat om het behoud van provisie bij particuliere schadeverzekeringen.

donderdag 28 maart 2013

Visie op toekomst financieel advies

De huidige Eurocrisis heeft ertoe geleid dat onder meer Premier Rutte heeft gezegd geen behoefte te hebben aan vergezichten over de toekomst van Europa, maar dat de focus moet liggen op het oplossen van de huidige problemen. Ik zie daarin een parallel met de markt voor financieel advies. Ook daarin worden op dit moment veel brandjes geblust, maar ontbreekt het vaak aan een heldere visie op de toekomst van financieel advies.

Er is discussie over het nut van het oude portefeuillerecht, de AFM tikt aanbieders op de vingers die advieskosten niet daadwerkelijk in rekening brengen, er is twijfel over het recht op premie-incasso voor het intermediair in het zuivere marktmodel, de consumentenbond is kritisch over serviceabonnementen, Adfiz vecht procedures uit over oneigenlijke samenwerkingsvoorwaarden en provisieafkoop, de wetgever stelt een generieke zorgplicht voor, aanbieders gaan voor multichannel, de volmachtmarkt groeit in tegenstelling tot de landelijke trend bij schadeverzekeringen. Kortom, aan alle kanten is de markt in beweging, maar een duidelijke richting is nog niet te herkennen.

Het zou verstandig zijn als er sectorbreed een visie op de toekomst van financieel advies zou worden beschreven. Vanuit de consument geredeneerd, op welke manier gaat die straks nog financieel advies afnemen. Waar ligt de behoefte, op welke manier gaat de consument voor financieel advies betalen, met welke distributiekanalen doet hij zaken? Daarbij is het niet van belang hoe marktpartijen de markt zien ontwikkelen, omdat ieders visie daarin teveel gekleurd wordt vanuit eigen belang. Wat beter werkt is als met open vizier een ideaalmodel wordt geschetst. Op welke manier wordt de consument in de toekomst het beste voorzien van financieel advies, waarbij ook de cruciale vraag moet worden gesteld of er in de toekomst überhaupt nog financieel advies nodig is. Wat is de rol van de overheid hierbij, moeten zij bijvoorbeeld financieel advies fiscaal stimuleren? En in hoeverre bieden technologische middelen de mogelijkheid om het ideale adviesmodel vorm te geven? Hoe belangrijk is onafhankelijkheid in de ideale advieswereld? Past provisie nog in het ideaalbeeld en is het wenselijk dat adviseurs en verkopers van financiële producten gevat zijn in dezelfde persoon? Deze en meer vragen kunnen het startpunt vormen voor die toekomstdiscussie.

Als wetenschapper probeer ik dergelijke discussies te stimuleren en te faciliteren. Maar ook de sector zelf zou er goed aan doen om eens afstand te nemen van de dagelijkse hectiek en te proberen om in gezamenlijkheid een toekomstbeeld te schetsen, vanuit de optiek van de consument. Dat vergt durf en het vermogen je kwetsbaar en open op te stellen. Maar het kan ook een toekomstbeeld opleveren waarin marktpartijen weer perspectief zien. Laat de financiële sector vooral geen voorbeeld nemen aan de Euroscepsis bij politici. Toon leiderschap en ga de discussie aan over je eigen toekomst. Dat levert ongetwijfeld nieuwe energie op.

vrijdag 15 februari 2013

Hulde aan de pioniers

Sinds de invoering van het provisieverbod is de financieel adviesmarkt sterk in beweging. Nieuwe proposities zien het licht, zowel bij aanbieders als bij intermediairs. De advieskosten staan onder druk, dat is wel zeker. En de toezichthouder (AFM) en Consumentenbond zijn heel expliciet in hun oordeel over bepaalde dienstverleningsconcepten. Daarmee drukken ze de wil om te veranderen naar mijn mening teveel de kop in. Ik zie het juist ook als taak van toezichthouders en consumentenvertegenwoordigers om niet alleen kritisch te zijn, maar juist als stimulator van nieuwe initiatieven naar voren te treden. 

De eerste tegenstanders van het provisieverbod roeren zich ook al. "zie je wel, het gaat niet werken" is hun primaire reactie. Toch ben ik ervan overtuigd dat het provisieverbod uiteindelijk een zegen is voor de financieel adviesmarkt. Alleen heeft dat tijd nodig, zodat alle betrokkenen aan deze nieuwe marktordening kunnen wennen. Daarbij is het van groot belang dat financiële instellingen juist ook de grenzen durven opzoeken. Anders houden we een markt met een gemiddelde kwaliteit tegen een gemiddelde prijs. En belangrijk daarbij is dat financieel adviseurs zich moeten realiseren dat niet alle klanten bereid zullen zijn voor je dienstverlening te betalen. Richt je dan ook op de klanten die wel je toegevoegde waarde erkennen en daarvoor willen betalen. Dat scheelt veel onnodig verspeelde energie en frustratie.


In de praktijk zie ik namelijk vele nieuwe concepten ontstaan waarmee het klantbelang gediend is en waar ook nog eens geld mee wordt verdiend. Transparantie, een heldere propositie en keuzevrijheid voor de consument staan daarbij centraal. Duidelijkheid over welke dienstverlening, wanneer, hoeveel en tegen welke prijs. Maar eerlijk is eerlijk, er worden ook proposities bedacht die regelrecht tegen de geest van de Wft en het zuivere marktmodel indruisen. Benoem wat daarin niet goed gaat, maar laten we niet vergeten de pioniers te omhelzen die juist wel de goede weg hebben ingeslagen.
Hulde dus aan de pioniers die de markt echt in beweging zetten. En een oproep aan de toezichthouders en critici om die beweging te stimuleren in plaats van direct bij de enkels af te zagen.